Vervelen. Als je volwassen wordt, valt er niets meer te vervelen. Je hebt het druk met carrière, studie, gezin, vrienden, en niet te vergeten social media. Elke minuut moet nuttig besteed worden. Zelfs op vakantie. Dan moet je iets zien van het land van bestemming, je moet dat ene boek lezen, door de critici de hemel in geprezen, en flaneren langs de boulevard. Kortom, lekker niksen is er ook dan niet bij. Ook ik heb nooit rust voor het betere niets doen. Ik moet altijd nog wel iets.
Als kind deed ik dat anders. Lag ik uren op een ligbed te kijken naar een colonne mieren die gezamenlijk een klein stukje ham naar hun onderkomen sjouwden. Met vereende krachten en een ijzeren discipline kwamen ze, stapje voor stapje, dichterbij de eindbestemming. En waren ze er bijna, dan pakte ik, ik was tenslotte puber, het stukje ham, en legde het terug op de eerste plek, zodat de mieren opnieuw konden beginnen. Wat ze trouwens ook deden.
‘Ga eens iets dóen!’ riep mijn moeder regelmatig. Maar daar zag ik het nut niet van in. Ik had vrij, lekker toch?
Samen vervelen, daar was ik ook goed in. Bankhangen, het woord werd toen nog niet gebruikt, maar ik zweer ‘t je, mijn schoolvriendin en ik, wij hebben het uitgevonden. We lagen daar maar, om af en toe om iets flauws te gieren van het lachen. En we deden helemaal niets. Wat hebben we mijn moeder tot wanhoop gedreven.
Soms verlang ik terug naar die tijd. De tijd dat ik niets moest van mezelf. Dat ik me schaamteloos durfde te vervelen. Dat er überhaupt niets in mijn brein omhoog kwam wat zo nodig nog gedaan moest worden.
En wie zegt dat we dat niet meer zouden mogen? Natuurlijk, dat zeggen we tegen ons zelf.
Ik denk dat ik er weer mee ga beginnen. En wel nu.
jouw woorden verbeelden, jouw kunstwerk vervolmaakt het woordbeeld of andersom