
Mijn naam is Leo. Ik sta op de hoek van de Spilstraat en de Breedeweg.
Als de schemer invalt ga ik branden, en bij het ochtendgloren doof ik weer. In de winter draai ik overuren, in december bijgestaan door de kerstverlichting. In de zomer doe ik het lekker rustig aan.
Ik sta hier al een jaartje of 40, dus je begrijpt dat ik een hoop heb gezien en gehoord. Ik durf mezelf een wel expert te noemen als het gaat om wat er zich in deze wijk allemaal afgespeeld heeft.
Neem de kruidenier, ooit hier achter mij, in het pand met de rode deur. De hele buurt deed daar zijn boodschappen. Kinderen haalden er snoepjes voor 5 cent, huisvrouwen de ingrediënten voor de maaltijd van vanavond, en opa kocht er iedere morgen zijn krantje. Vaak werden op de stoep de laatste nieuwtjes uit de wijk doorgenomen. Geroddeld werd er ook, wat ik best vermakelijk vond. De kruidenier, die is er niet meer. Vervangen door een grote moderne supermarkt, even buiten het dorp. Meneer de Boer, hij runde de winkel al 30 jaar en had hem overgenomen van zijn vader, was er kapot van.
Zo gaan die dingen.
Het café hier tegenover is er nog wel. Het is flink gemoderniseerd en het nieuwe publiek past daar prima bij. Geen gezapige oude mannen meer die nippend aan hun oude klare over politiek discussiëren (Drees was de énige goeie minister ooit), maar jongelui met hippe drankjes, foto’s makend met hun telefoon. En muziek, hele harde muziek. Soms vind één van die grapjassen het nodig om tegen me aan te plassen. Ik ruik dan nog dagen zuur en schaam me voor alle voorbijgangers die hun neus ophalen. Eén keer werd zo’n lapzwans op de bon geslingerd. Wildplassen is tenslotte verboden. Je had hem moeten horen. De hele straat schreeuwde hij bij elkaar. Ik heb toen in mijn vuistje gelachen.
Zo gaan die dingen.
Vroeger speelden er kinderen om mij heen. Er werd gehinkeld, geknikkerd, touwtje gesprongen, en soms was ik de buutplek voor een rondje verstoppertje. Helaas gebeurt dat niet meer. Wel zie ik tegenwoordig veel oma’s langs wandelen met hun kleinkinderen, wat ik dan wel weer gezellig vind.
Wie ik heel erg mis is Annie. Annie had geen huis. Annie leefde op straat. Al haar bezittingen zaten in een winkelwagentje. Jaren lang was ze mishandeld door haar vader, en alle therapieën in de wereld hebben haar niet kunnen helpen om een beetje geluk te vinden. Soms zat ze, met haar rug tegen me aan geleund, in het niets te staren. ‘
‘Leo,’ zei ze dan, ‘hij zoekt me nog steeds, en als ie me vindt dan ga ik eraan.’ De man was allang overleden, maar in haar hoofd leefde hij nog altijd. Op een dag was ze er niet meer. Ik heb haar nooit terug gezien. Ik hoop dat ze de rust heeft gekregen die ze verdiende.
Zo gaan die dingen.
Nog een maandje, en dan gaat de hele buurt op de schop. Nieuwe bestrating, parkeerhavens, plantenbakken, de hele wijk krijgt een upgrade.
En ik, ik word vervangen, door een modern, milieuvriendelijk exemplaar. De oud ijzerboer zal me ophalen.
Ik weet het, alles in het leven is eindig, ook voor een eenvoudige lantaarnpaal als ik. Het was een mooie tijd.
Zo gaan die dingen.
Geef een reactie