Vertrouwen

Hij legt een knoop in de doek die hij om haar ogen heeft gebonden.
‘Zit ‘ie zo strak genoeg’ vraagt hij?’ Je hoeft nog even niets te zien. Ze knikt ter bevestiging.
‘Wat gaan we nu doen?’ vraagt ze.
‘Laat het maar gebeuren.’ zegt hij. ‘Je hoeft niet alles van tevoren te weten. Ik beloof je dat het je verder zal helpen. Dat ík je verder zal helpen. Vertrouw je me?’ Weer knikt ze, wat minder overtuigend nu.

De regie uit handen geven, niets voor haar. Ze regelt haar zaakjes altijd zelf. Dat was al zo, en dat is het nog steeds. Niet dat ze vroeger geen hulp wilde. Ze had graag iemand gehad die er voor haar was, in de tijden dat ze het zwaar had. Maar bij gebrek aan die hulp, had ze altijd zelf uitgezocht wat ze moest doen, welke weg ze in moest slaan. Als ze dan verdwaalde gooide ze alles op alles om de weg terug te vinden. Terug naar wat ze eigenlijk niet meer wilde, maar wel bekend was en dus éven veilig voelde. Controle, dat was de sleutel.
‘Zus, die redt t wel.’ zei haar omgeving altijd. ‘Die doet wat ze wil, op haar manier, wanneer zij dat wil. Die heeft niemand nodig.’
Van binnen schreeuwde ze vaak ‘help mij!’ maar gaf naar buiten toe kennelijk andere signalen af. Zus de onoverwinnelijke. Zelfverzekerd, zelfs arrogant.
Als ze een keer tot iemand doordrong, al was het maar een klein beetje, dan liet ze hem of haar niet toe. Alle adviezen schoof ze weg; al geprobeerd, werkt toch niet, is niet mogelijk. Dat realiseert ze zich nu wel. Eerder had ze het niet in de gaten.
Is het te laat? Krijgt ze dat ‘ik doe het wel zelf allemaal’ nog uit haar systeem, of is het al te ver ingesleten? Ze kan het niet alleen, das wel duidelijk.
Ze heeft hulp gevraagd. Deze keer niet alleen in haar hoofd, maar echt. Doodeng voelt het. Ze vindt zichzelf een aandachttrekker. Ze heeft toch een mooi leven? Leuk gezin, fijn huis, leuke baan, financiële zekerheid. Geen enkele reden om zich rot te voelen.
Met de start van die hulp is het grote twijfelen begonnen. Zou hij wel echt willen helpen? Waarom zou hij oprecht zijn? Waarom zou hij wél weten wat ze al zolang nodig heeft maar niet kon laten zien, of misschien zelfs niet door had?
In haar hoofd is nu een strijd bezig. Ik wil hulp – Doe normaal, jij bent niet te helpen. Ik wil me beter voelen – Geef ‘t maar op want dat gaat niet gebeuren. Hij wil me echt helpen – Vertrouw hem niet, vertrouw niemand, straks ben je toch weer alleen. Misschien leert hij me sterker worden, meer in mezelf te geloven, datgene te doen wat ik echt wil – Wel nee, je bent een slappeling, al je hele leven. Zing je tijd maar uit, het is te laat.
Het is alsof twee personen in haar hoofd een 24-uurs discussie houden, zeven dagen per week. En de vraag is, wie is de sterkste, wie gaat er winnen?

‘Vertrouw je me?’ Vraagt hij nog eens. Ondanks haar twijfels pakt ze zijn hand en springt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *